Afbeeldingstag: Tijdschrift biekorf

Jaargang 111 (2011) aflevering 2

Daniel Hoflack

Uit Argentinië: brieven van August Hoflack aan Guido Gezelle

128-152

Karel De Clerck

Edward Peeters (1873-1937): Oostends onderwijzer in Oostburg

153-161 

Jan Van Acker

Klokkengieter Fiefvet uit Ieper

162-164

Edmond Roobaert

Bedenkelijke praktijken in de Munt van Vlaanderen in Brugge in de 16de eeuw               165-185

Dirk Geirnaert 

Restauratie met rekenfout: Eduard de Denes chronogram voor de Bogardenschool 186-191

Peter De Baets

“Ostend rabbits’ in de 19de eeuw

192-195

Maarten Bassens

Prudens Verduyn, een merkwaardig fantast van de Torhoutse geschiedenis

196-200

Romain John
van de Maele

Reisindrukken (1891) van de Deense literatuurhistoricus Georg Brandes

201-212

Jan Van Acker &
Joeri Stekelorum

De toevloed aan poorters in Veurne en Nieuwpoort, 1781-1782

213-232

Luc Devliegher

Problemen in verband met West-Vlaamse gemeentenamen (1)

233-240

Wilfried Beele

Problemen in verband met West-Vlaamse gemeentenamen (2)

241-247
     
     

Jaargang 111 (2011) aflevering 1

Alban Vervenne Het kapittel van Gistel 5-15
Karel De Clerck Jozef Pruûost (1887-1950)   16-26
Koen Rotsaert De Brugse bisschop J.J. Faict en de “cinquentenaire” 27-33
Lucien Van Acker De tien geboden van … de imker 34-37
Jozef Heus Taboe en hypocrisie in Stavele (1875-1877) 38-41
Peter De Baets De graven van Vlaanderen bij de kroning van de koningen van Frankrijk 42-55
Magda Devos & Matthias Lefebvre Gewrongen tussen dotten en krotten: de benamingen voor de haarwrong in de zuidelijk-Nederlandse dialecten 56-71
Luc Devliegher In en rond de Sint-Jacobskerk 72-76
Jean Luc Meulemeester Mgr. Jan-Baptist Malou en de iconografie van de ‘Onbevlekte Ontvangenis’ 77-88
René De Clercq & Luc Goeminne Een oude windmolenvermelding te Steenwerck in Frans-Vlaanderen (mei 1220) 89-92
Walter Giraldo Kettingbrieven: aanzet tot een corpusck in Frans-Vlaandere 93-97
Danny Everaert De nettenfabriek in Brugge op het einde van de 18de eeuw (mei 1220) 98-102

Jaargang 110 (2010) aflevering 4

Julien Vermeulen

Ick wensche ul een salich uut jaer naer siel ende licham. Nieuwjaarswensen (Sint-Omaars, 1656)

385-394

Ludo Vandamme

De geldnood van keizer Karel, de Brugse kapitaalmarkt en renteniers (1554)

395-426

Luc Devliegher

Van kruiwagen tot driewielkar

427-436

Jan Delfosse

Het Rood Huis en het Van Gheluwe’s Genootschap (1878-1906)  437-446

Lucien Van Acker

Een Adornes roi des estimaux

447-450

Peter De Baets 

Edward Belleroche en “The siege of Ostend"

451-456

Romain John van de Maele

Het Minnewater en de maskers van Oostende. Reisimpressies (1962) van de Deense schilder-dichter Leo Estvad

458-466

Lori van Biervliet

Ieper en de familie Burney (1772,1778,1815)

467-471

Georges Van Walleghem

De preekstoel van de Sint-Michielskerk te Roeselare

472-480

 

 

 

 

 

 

Jaargang 110 (2010) aflevering 3

Willem de Blecourt

“Zoals de grootmoeders het hun kleinkinderen vertelden”. Witterycks Volksvertelsels in context

257-281

Johan Decavele 

Geen genade voor berouwhebbende anabaptisten in Brugge  in 1567-1568   

282-289

Jan Van Acker

Trouwen in het barrièregarnizoen van Veurne omstreeks 1775

290-309

Magda Devos & Liesbet Triest

Een kluwen van tressen, kepers en slinders: de benamingen voor de haarvlecht inde zuidelijk- Nederlandse dialecten 310-322

Jan D’hondt

Wedden en handeldrijven in het 16de-eeuwse Brugge

323-328

Kurt Priem

De invoering van de retraite in onze gewesten

329-330

Johan Boussauw

Het braken van kikkers en padden

331-336

Jean Luc Meulemeester 

Adolf Duclos en de springaal voor de Blindekensprocessie

337-343

Karel De Clerck

De reactie van Brugse atheneumleraars na de Eerste Wereldoorlog

344-350

Danny Everaert 

Het dagelijkse leven van kinderen en jongeren in het Brugse mannentuchthuis tijdens de 18de eeuw

351-359

Lucien Van Acker

Gerief van een zilversmid in Roeselare (1777)  

360-362

 

 

 

Jaargang 110 (2010) aflevering 2

Karel De Clerck

Albert Vlamynck (1886-1947) van Gistel tot Kiel        129-144

Peter De Baets

François de Baudimont uit Diksmuide in dienst van Willem van Oranje

145-153

Jean Luc Meulemeester

Het borstkruis van de Brugse kanunniken in de 19de eeuw

154-159

Jan Van Acker

Glazen wijnflessen in Veurne, 1714-1719 160-161

Danny Everaert

Kinderen en jongeren in het Brugse Mannentuchthuis tijdens de 18de eeuw

162-176

Johan Decavele

Nieuwsgaring over het ‘Wonderjaar’ 1566 in Brugge

177-181

Chris Vandewalle

Beelden in de publieke ruimte in Diksmuide tijdens de 19de eeuw

182-185

Romain John van de Maele

Oostende-Brugge. Reisimpressies (1883) van de Deense schrijver-schilder Holger Drachmann

186-195

Cyriel Moeyaert 

Water drinken en de mond spoelen. Een vreemde straf in Frans-Vlaanderen

196-198

Jozef Huyghebaert 

Adriaan van der Brugghe (1664-1727). Brugges rederijkersgilden in en uit

199-219

Franz Denys 

Een “mol” in de Ieperse gemeenteraad(1795)

220-223

Alfons Dewitte 

In en rond Sint-Donaas in Brugge. Sprokkelingen uit de kapittelakten 1395-1438

224-229

Jan Van Acker

Robrecht van Melun, heer van Rony(ca.1500)

230-232

Franz Denys

Vrouwen aan de macht. De tumultueuze verkiezing van een republikeins stadsbestuur in Poperinge, 26 december 1792

233-236
     

Jaargang 110 (2010) aflevering 1

Marc Carlier

Handschriften van Albrecht Rodenbach ontdekt in Brugs familiearchief
5-24
Johan Boussauw Merkwaardige regenbuien
25-30

Niki Timmermans

Goede name ende fame. Verbale beledigingen in Brugge [1559-1633]
31-49
Lucien Van Acker Een West-Vlaams vaderlands lied uit 1918
51-54
Marjolijn Kruip
Alle wegen leiden naar Brugge. De Brugsche Wegwijzer ontsloten
met een Geografisch Informatiesysteem
55-65 

Peter De Baets Paul Knibbe in dienst van Willem van Oranje
67-84
Koen Rotsaert De grote schoolenquête in het kanton Brugge
85-103
Lucien Van Acker  Het Onze-Lieve-Vrouwhuizeken in Ieper
105-106
Karel De clerck  Prudens Van Duyse wil Edmond Ronse aanmoedigen
107-111

Links

Bibliografie Biekorf

Op de artikelendatabank van Heemkunde West-Vlaanderen zijn naast de 109 jaargangen van ons tijdschrift Biekorf nog ruim negentig andere West-Vlaamse tijdschriften uit de sector geschiedenis, heemkunde en genealogie ontsloten op auteur, titel(woord), tijdschrift, jaargang en trefwoord. Deze zijn ook te bevragen op de databank van Heemkunde Vlaanderen 

Taal

Op deze Taalbank kun je online opzoekingen doen in onder meer het Woordenboek
der Nederlandse Taal en het Middelnederlands Woordenboek.

Zowel op de website van de Universiteit Gent als van de Katholieke Universiteit Leuven vind je informatie over het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten.

Het uitermate rijke archief van Guido Gezelle, bewaard in de Openbare Bibliotheek Brugge, is via een online-inventaris volledig toegankelijk. Van heel wat stukken zijn digitale afbeeldingen beschikbaar. Daarnaast vind je heel wat informatie over het leven en werk van deze priester-dichter.

Een portaalsite over de Nederlandse taal.

Roerend erfgoed

Faro is het Vlaamse steunpunt voor cultureel erfgoed

Portaalsite Vlaamse Erfgoedcellen. Een erfgoedcel werkt samen met de spelers op het regionale of lokale culturele erfgoedveld om zo een optimale ontsluiting en participatie ervan te bekomen.

VolkskundeVlaanderen – huis voor immaterieel erfgoed.

Heemkunde Vlaanderen is het ankerpunt voor de cultureel-erfgoedgemeenschap heemkunde in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Onroerend erfgoed

De Bouwhistorische inventaris voor het onroerend erfgoed in Vlaanderen.

Herita vzw is een ledenbeweging en netwerkvereniging die zich inzet voor het beleven en ondersteunen van het onroerend erfgoed in Vlaanderen. Hoogtepunt is de jaarlijkse Open Monumentendag.

 Archieven

Archiefbank Vlaanderen is de gouden gids van de particuliere of private archieven in Vlaanderen.

Het Rijksarchief van België stelt reeds heel wat inventarissen en andere werkinstrumenten ter beschikking op deze site (zoeken in archieven), alsook de databank van de huwelijksakten (zoeken op personen).

Het archief van de Provinciale Archiefdienst samen met dit van heel wat West-Vlaamse gemeentearchieven zoals Poperinge, Tielt, Harelbeke en Waregem is in PROBAT online doorzoekbaar.

ArchiefbankBrugge is de virtuele leeszaal van het Stadsarchief van Brugge.

Het Stadsarchief van Oostende bouwt al jaren aan een online archiefbank.

Ook de stadsarchieven van Ieper en Kortrijk stellen een aantal van hun genealogische bronnen online beschikbaar.

Beeldmateriaal

Beeldbank West-Vlaanderen

Beeldbank Brugge

Beeldbank Oostende

Beeldbank Westhoek

Beeldbank Kortrijk

Kranten

Abraham is een online databank in wording van Belgische kranten uit de jaren 1830-1950, bewaard in Vlaamse bibliotheken en andere erfgoedinstellingen. Momenteel bevat deze databank reeds 3.600 beschrijvingen.

Historische Kranten Brugge, is sinds oktober 2016 gestart met het online plaatsen van acht kranten uit de de collectie van de Openbare Bibliotheek Brugge.

Historische Kranten Westhoek is de digitale krantenkiosk van de regio Ieper-Poperinge waar je kranten virtueel kan doorbladeren, woordelijk doorzoeken, de artikels vergroten, bewaren, afdrukken …

Historisch kaartenmateriaal

19de-eeuwse Atlassen van de buurtwegen/trage wegen in West-Vlaanderen

Kaart en Huis Brugge bevat een historische kaartenatlas en een Historisch Geografisch Informatiesysteem met historische en bouwhistorische data gekoppeld aan elk huis of perceel. Ten slotte focust de module MAGIS op de ontsluiting van het panoramisch stadsplan van Marcus Gerards (1562).

Op Geopunt Vlaanderen zijn volgende historische kaarten online te bekijken: Fricx (1712), Ferraris (1771-1778), Vandermaelen (1846-1854), Popp (1842-1879).

Op Cartesius vind je kaarten en luchtfoto’s van het Nationaal Geografisch Instituut, de Koninklijke Bibliotheek, het Algemeen Rijksarchief en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

Varia

Vlaamse soldatenbrieven uit de Napoleontische tijd . In ons tijdschrift Biekorf verschenen reeds 13 bijdragen over dit onderwerp.

Mendop vzw staat voor ‘Mens en dier op papier’. Deze jonge vereniging wil een onafhankelijk archief en documentatiecentrum uitbouwen over de zeer verscheiden omgangsvormen tussen mensen en dieren.

Centrum voor Culinair Erfgoed of de Academie voor streekgebonden gastronomie.

Het virtuele land is de uitgebreide webstek van het Centrum voor Agrarische Geschiedenis, het expertisecentrum voor het erfgoed van landbouw, platteland en voeding

 

Geschiedenis

Het tijdschrift Biekorf verscheen een eerste maal in 1890 en bestaat dus meer dan 130 jaar. Het tijdschrift heeft zijn wortels in het West-Vlaams particularisme en is de geestelijke erfgenaam van het tijdschrift Rond den Heerd, gesticht door Guido Gezelle. In de beginjaren was Biekorf vooral een leesblad gericht op taal: gedichten, toneel, vertalingen, taalkunde, toponymie, geschreven vanuit een (soms particularistische) Vlaamse inspiratie. Zelfs wetenschappelijke of medische bijdragen werden niet uit de weg gegaan. De Biekorvers stelden dat elk onderwerp in het Vlaams kon beschreven worden.

Redacteur Lodewijk De Wolf (+1929) verlegde de aandacht naar geschiedkundige en volkskundige onderwerpen. Onder het redacteurschap van Antoon Viaene (+1979) trad geleidelijk een evolutie op: het literair aspect verdween en steeds meer aandacht werd besteed aan geschiedenis, volkskunde en archeologie. Deze onderwerpen vormen tot nu de kern van het tijdschrift. Deze historiek komt ook tot uiting in de evolutie van bijtitels en ondertitels vanaf 1890.

Biekorf besteedt veel aandacht aan oude taal. De rubriek “Kleine Verscheidenheden” is lexicografisch van aanpak en stelde zich tot doel aanvullingen te bieden op het “Middelnederlands Woordenboek” van Verwijs en Verdam. In Vlaanderen leefde het gevoel dat zowel in het “Middelnederlands woordenboek” als het “Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal” een overwicht bestond van citaten en bouwstoffen uit Noordnederlandse bronnen.

 

Voorgeschiedenis

Het ontstaan van Biekorf kan niet worden losgekoppeld van het West-Vlaams (taal-)particularisme. Dit stelde dat de taal, zeden en gewoonten in het West-Vlaanderen van de 19de eeuw erfgenaam waren van de eigenschappen die Vlaanderen in de 14de en 15de eeuw een bloeitijd hadden bezorgd.
Hierdoor ontstond een cultus voor de ontplooiing van het karakteristieke van het eigen volk “zoals het was, moest zijn of geweest zou moeten zijn”.

Het particularisme was een uitloper van enkele taalkundige tractaten zoals het “Voorschriftenboek” (1714) van Andries Stevin uit Kassel en het “Tyd-Verdryf” (1805-1806) van Frans Donaas Van Daele uit Ieper. Deze traktaten waren een reactie op de verfransingsdruk, reeds begonnen in de 18de eeuw. Het particularisme vond halverwege de 19de eeuw veel aanhang bij de leerlingen in de bisschoppelijke colleges van Brugge, Tielt, Roeselare en Kortrijk als een reactie tegen de verfransende invloed van de bisschoppen. Die colleges waren een kweekvijver voor priesteropleidingen en het particularisme had in de late 19de eeuw dan ook veel aanhangers bij de lagere clerus.

 

Stichting

De stichting van Biekorf zou gebeurd zijn op “een voorjaaravond in 1889” op de kamer van priester-leraar Edward van Robays (1855-1906) in het Brugse Sint-Lodewijkscollege. Daar waren veelal leden van de “Biehalle” aanwezig, waaronder Emiel Demonie (1846-1890), August Van Speybrouck (1843-1922),Jan Craeynest (1858-1929) en nog anderen. Voor het nieuwe tijdschrift hadden ze steun gekregen van Gezelle, die de titel Biekorf voorstelde. Jean Bethune tekende het logo met de bijenkorf.

De aankondiging voor het tijdschrift Biekorf werd verstuurd op 10 mei 1889. In deze aankondiging vermeldde men enkele “stichters”, in werkelijkheid ging het om gereputeerde namen die het tijdschrift van bij de lancering wilden ondersteunen: Guido Gezelle, Juliaan Claerhout (1859-1929), Karel de Gheldere (1839-1913), Emiel Lauwers, Hendrik Persyn (1857-1933), Eugene Van Steenkiste (1841-1914), Hugo Verriest, Edward Van Robays, Alfons Janssens en August Cuppens.

Heel wat meewerkende auteurs uit de beginjaren waren lid geweest van het flamingant genootschap “Swighenden Eede” of waren intens betrokken geweest bij de redactie van de “Vlaamsche Vlagge”.
Het tijdschrift kreeg al onmiddellijk een tegenslag te verwerken: redactievoorzitter Emiel Demonie overleed in de loop van de eerste jaargang. Een andere stichter, Edward Van Robays, werd jezuïet en vertrok naar de missies in Indië. Het bestuur van Biekorf was alleszins in handen van een opstelraad of berek, maar de exacte samenstelling is tot nu onduidelijk: er bestaat nauwelijks archief over Biekorf en het berek bleef in de beginjaren grotendeels anoniem. Alleszins was de Brugse apotheker Adolf De Wolf (1844-1922) secretaris en penningmeester. Andere berekleden waren Alfons Dassonville (1860-1936) Juliaan Claerhout en Cyriel Delaere (1861-1917).

In het begin was Biekorf een leesblad gericht op taal: gedichten, toneel, vertalingen, taalkunde en toponymie. Na het teloorgaan van “Loquela” (1881-1895), het taalkundig maandblad van Guido Gezelle, konden zijn “zanters” (woordenverzamelaars) terecht bij Biekorf. Ook wetenschappelijke en zelfs medische bijdragen werden niet uit de weg gegaan vanuit de stelling dat elk onderwerp in het Vlaams kon beschreven worden. Evenwel zou Biekorf nooit de weg van de politieke actie opgaan. Dit was volledig in de lijn van Gezelle, die jarenlang tot zijn overlijden zou meewerken. Gezelle streefde naar een herwording van Vlaanderen door bewustmaking van het eigen verleden en van de eigen waarde.

 

Rond den Heerd

Guido Gezelle wou omstreeks 1860 een contactblad voor leraren oprichten. Al gauw verruimde hij het opzet: het zou een blad worden voor een breder publiek met daarin ook godsdienstige, historische, folkloristische en literaire onderwerpen “met breeder keus van stoffe”.

Vanaf 1865 verscheen het tijdschrift onder de naam Rond den Heerd. Guido Gezelle bracht het op de markt in samenwerking met de Engelse kunsthistoricus W. H. James Weale. Maar Weale verdween een jaar later uit de redactie en Gezelle stond er vanaf mei 1866 alleen voor. Na enkele jaren werd het hem te veel: hij had ook nog zijn pastorale taken, en hij was actief voor katholieke dagbladen. In 1870 gaf hij de leiding van Rond den Heerd uit handen aan het viertal Ernest Rembry (1835-1907), Karel Callebert (1837-1900), Leopold Slosse (1842-1920) en Adolf Duclos (1841-1925). Duclos had blijkbaar een eigenzinnig karakter en nam alleen de leiding over eind 1871. Het volgend jaar stichtte hij nog een bijblad: het Archiven-boek, bestemd “voor geleerde Vlamingen”.

Duclos ondervond spoedig dat hij toch een bredere opstelraad nodig had: in 1874 werd daartoe het “gilde van Sinte-Luutgarde” gesticht. Dit bleef actief tot in 1878, maar kwijnde weg en verdween uiteindelijk in 1883, vooral door de houding van Duclos.

De ideeën van het gilde bleven voortsluimeren. Gezelle schoot begin 1887 in actie met de stichting van de Dietsche Biehalle. De leden engageerden zich “in het navorschen, het handhaven en het gebruiken van al de rechten onzer Dietsche volkstale”. De meeste leden verlangden een eigen tijdschrift op te starten, maar Gezelle aarzelde: hij wou Rond den Heerd een laatste kans geven, zij het door Duclos te laten opstappen en hem erevoorzitter te maken. Duclos weigerde deze oplossing: Rond den Heerd begon in 1890 aan zijn beruchte 25e en laatste jaargang met afleveringen die zeer onregelmatig zouden verschijnen tot in 1902…

 

Lodewijk De Wolf

Lodewijk De Wolf (Brugge 1876-Brugge 1929), zoon van de hogergenoemde Adolf De Wolf, was vanaf 1907 betrokken bij de redactie. Lodewijk De Wolf werd priester gewijd te Leuven in 1899 en werd er doctor in de wijsbegeerte en letteren in 1902. Hij was leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege te Oostende van 1902 tot 1911, waarna hij onderpastoor werd te Beselare. Zijn boekencollectie en gereputeerde verzameling steekkaarten met taalaantekeningen gingen er tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren. Na de oorlog werd hij godsdienstleraar aan de staatsmiddelbare school te Brugge. In 1919 nam hij het initiatief om het tijdschrift opnieuw op te starten en fungeerde vanaf dan duidelijk als hoofdredacteur. Hij bleef Biekorf leiden tot aan zijn dood in 1929.

De Wolf was vooral actief op volkskundig vlak en een geduchte bestrijder van wat hij de Algemene bastaardtaal noemde. De redactie begon een verwoed gevecht met alle mogelijke vreemde of vermeend-vreemde invloeden: de meest onschuldige woorden werden naar de “wisselbank” gesleept en als alternatief bood men dan soms bizarre purismen aan.

 

Antoon Viaene

Na het overlijden van Lodewijk De Wolf kwam zijn broer Karel de Wolf samen met Jozef De Smet, Edward Maertens, Egied Strubbe en Jozef Verrue. Ze besloten het tijdschrift in handen te geven van Antoon Viaene. Geboren te Kortrijk in 1900, studeerde hij kandidaturen geschiedenis te Leuven van 1924 tot 1926 en kreeg ondertussen in 1925 de priesterwijding. Hij werd in 1929 leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge waar hij les gaf aan de poësisklas. Viaene was buitengewoon veelzijdig en erudiet. In de jaren 1930 sloeg hij een aanbod af om te werken in de Leuvense universiteitsbibliotheek. Hij bleef leraar tot 1947 en was tot 1968 aalmoezenier van de staatskliniek voor gerechtskinderen.
Daarnaast was hij vanaf 1943 conservator van het Gezellemuseum en werd in datzelfde jaar voorzitter van het Genootschap voor geschiedenis te Brugge, in 1949 lid van de Koninklijke Commissie voor Volkskunde, in 1961 voorzitter van het Guido-Gezellegenootschap. Daarnaast was hij de bezieler van de Brugse Gouden Boomstoet, voor het eerst ingericht in 1958, en de organisator van de vernieuwde processie van het Heilig Bloed.

Viaene moest in zijn eerste jaren van Biekorf weerstand bieden aan een stroming die van Biekorf een soort Gezellekroniek wilden maken. Een volgende evolutie was de vernederlandsing van het onderwijs in 1932, waardoor kon worden afgezien van de ongenietbaar geworden kunsttaal. Ook de rubriek literatuur met verhalend proza en gedichten zou geleidelijk verdwijnen om des te meer aandacht te besteden aan taalstudie. Viaene zelf besteedde veel aandacht aan woorden uit archivalische bronnen, publiceerde ze onder andere in de rubriek “Kleine Verscheidenheden”, met het oog op een later te publiceren “Archivalisch glossarium”.

Viaene had veel oog voor de “zanters”, de lezers die de volkszeg noteerden en woorden uit de volksmond verzamelden. En uiteraard kwam geschiedenis en folklore steeds meer aan bod: zowel De Wolf als Viaene waren gevormde historici, met een bijzondere aandacht voor volkskunde. Het werkterrein werd uitgebreid tot het grondgebied van het oude graafschap Vlaanderen.

 

Na Viaene

Biekorf heeft zijn huidige vorm en inhoud verkregen onder Viaene, en de opvolgers hebben steeds betracht het tijdschrift op de ingeslagen weg voort te zetten. Viaene bestuurde Biekorf autonoom zonder echt bestuur of berek. Wel waren er regelmatige informele vergaderingen bij hem thuis met als vaste gasten Egied Strubbe, Jozef De Smet en Michiel English. Vanaf 1973 ging Viaenes gezondheid achteruit en zag hij zich in 1974 genoodzaakt een vast berek of opstelraad in het leven te roepen. Luc Devliegher werd voorzitter, Willy Minne werd penningmeester en Alfons Dewitte werd redactiesecretaris in samenwerking met Viaene. Na de dood van Viaene in 1979 kwam er een bestuurlijke reorganisatie. Christian Devyt werd voorzitter van het berek vanaf 1980 en Lucien Van Acker werd redactiesecretaris in 1982.

Begin 2008 werd Lucien Van Acker, na meer dan 25 jaar, als redactiesecretaris opgevolgd door Ludo Vandamme. Eind 2008 werd de V.Z.W. Biekorf gesticht, waarvoor een raad van bestuur werd aangesteld. Het berek fungeert vanaf die dag als algemene vergadering.

 

Titels en ondertitels

De naam van het tijdschrift was en is Biekorf. Een bijenkorf verwijst naar de activiteiten van de bijtjes, die hun honig (lees: opzoekingswerk) naar de korf vliegen. De naam op zich is een logisch verlengstuk van de “Dietsche Biehalle”, maar beeldvorming rond de bijenkorf is zeer oud. De organisatie van een bijenkolonie als metafoor van een maatschappelijke organisatie werd uitgewerkt door Thomas van Cantimpré in de 13de eeuw, waarbij Thomas onder andere ook elementen uit Aristoteles en Plinius overnam. De middelnederlandse vertaling van zijn werk was onder de naam “der byen boeck” vrij verspreid. Maar er zijn nog bijenkorven in de literatuurgeschiedenis. Een satire op de hiërarchische structuur van de kerk is “De byencorf der H. Roomsche kercke”, in 1569 gepubliceerd door Filips van Marnix van Sint-Aldegonde. In 1711 schreef Jan Luyken een bundel stichtelijke gedichten onder de naam “De Byekorf des gemoeds”. De meest opvallende naamgenoot is evenwel “De Vlaemsche Biekorf”, van Jan De Jonghe (1797-1861). Dit tijdschrift verscheen nauwelijks één jaar (1841-1842), was “een boek van onderwys, nut en vermaek”, en bevatte literaire en taalkundige bijdragen.

De spreuk “Nullus otio perit dies apibus” (bijen verliezen geen dag met nietsdoen) verwijst uiteraard naar de bijenkorf. De spreuk werd overgenomen van de “Dietsche Biehalle” en stond reeds op de aankondiging van 20 februari 1889. De spreuk werd gehaald uit de “Thesaurus” van Plantyn, op zijn beurt ontleend aan de “Dictionnaire François-Latin” van Robert Estienne uit 1549. Deze spreuk werd oorspronkelijk gebruikt in de “Naturalis Historia” van Plinius de oudere.

De titelpagina vermeldde verder: “Dat is een leer-en leesblad voor alle verstandige Vlamingen”, een verwijzing naar “Rond den Heerd”, wat een “leer-en leesblad voor alle lieden” was. Deze ondertitel stond ook aan het begin van elke aflevering en werd in956 verlengd met “…gesticht door Guido Gezelle in 1890”.

In 1939 stichtte Viaene een bijblad voor Biekorf: Westvlaams archief. Door de Tweede Wereldoorlog was dit bijblad een kort leven beschoren en werd het geïntegreerd in Biekorf. Pas in 1952 verscheen dit in de ondertitel als “Westvlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore”om in 1980 “Westvlaams archief voor geschiedenis, archeologie, taal- en volkskunde” te worden.