Guido Gezelle wou omstreeks 1860 een contactblad voor leraren oprichten. Al gauw verruimde hij het opzet: het zou een blad worden voor een breder publiek met daarin ook godsdienstige, historische, folkloristische en literaire onderwerpen “met breeder keus van stoffe”.
Vanaf 1865 verscheen het tijdschrift onder de naam “Rond den Heerd”. Guido Gezelle bracht het op de markt in samenwerking met de Engelse kunsthistoricus W. H. James Weale. Maar Weale verdween een jaar later uit de redactie en Gezelle stond er vanaf mei 1866 alleen voor. Na enkele jaren werd het hem te veel: hij had ook nog zijn pastorale taken, en hij was actief voor katholieke dagbladen. In 1870 gaf hij de leiding van “Rond den Heerd” uit handen aan het viertal Ernest Rembry (1835-1907),
Karel Callebert (°1837-+1900), Leopold Slosse (°1842-+1920) en Adolf Duclos (°1841-+1925).
Duclos had blijkbaar een eigenzinnig karakter en nam alleen de leiding over eind 1871. Het volgend jaar stichtte hij nog een bijblad: het “Archiven-boek”, bestemd “voor geleerde Vlamingen”.
Duclos ondervond spoedig dat hij toch een bredere opstelraad nodig had: in 1874 werd daartoe het “gilde van Sinte-Luutgarde” gesticht. Dit bleef actief tot in 1878, maar kwijnde weg en verdween uiteindelijk in 1883, vooral door de houding van Duclos.
De ideeën van het gilde bleven voortsluimeren.
Gezelle schoot begin 1887 in actie met de stichting van de “Dietsche Biehalle”.
De leden engageerden zich “in het navorschen, het handhaven en het gebruiken van al de rechten onzer Dietsche volkstale”. De meeste leden verlangden een eigen tijdschrift op te starten, maar Gezelle aarzelde: hij wou “Rond den Heerd” een laatste kans geven, zij het door Duclos te laten opstappen en hem erevoorzitter te maken. Duclos weigerde deze oplossing: “Rond den Heerd” begon in 1890 aan zijn beruchte 25e en laatste jaargang met afleveringen die zeer onregelmatig zouden verschijnen tot in 1902…
wil u terug naar de pagina geschiedenis, klik dan hier