Vraagwinkel 2024-3
Tussen 24 juli 1552 en 24 juli 1553 werd aan het leenhof van de Burg van Brugge het verheffingsgeld betaald voor een klein leen van 2,5 gemeten (1 ha 10 a 92 ca) in Esen. Pierkin, de zoon van Pieter Temmerman, betaalde de 10 pond parisis in opvolging van Clais Temmerman, zoon van Cornille, zijn oom, die a este absent hors du pays par lespasse de vingt ans et davantage, en sorte que depuis son partement lon na eu aulcunes nouvelles seurrer de sa vie (Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, 17469, f. 5v). Clais had als minderjarige dit leen in 1523 geërfd van zijn vader, die het op zijn beurt in 1515 had gekocht van Pieter Boidins. Toen de moeder van Pierkin overleed in 1561, werd op 11 november een staat van goed opgesteld, waarin ook de geërfde goederen van Clais Temmerman ter sprake kwamen. Toen werd niet meer gesproken over zijn lange aanwezigheid in het buitenland zonder teken van leven, maar sprak men gewoon over ooms doot (BRUGGE, Rijksarchief, Brugse Vrije Registers, 16525, f. 299). Bestonden er in die tijd regels om mensen die lange tijd niet van zich lieten horen, dood te verklaren? Was twintig jaar een vaste termijn? Zijn er nog gelijkaardige voorbeelden bekend? (Koenraad Vandenbussche)